Mw. Irmgard van Koningsbruggen, architectuurhistoricus en erfgoedadviseur uit Hilversum, verraste ons op vrijdag 3 maart met een lezing over Wonen in de tuin tussen Vecht en Eem. De rode draad in haar lezing vormde Wijdemeren en dan vooral Nederhorst den Berg.
De kern van haar betoog draaide om de vraag: Welke cultuurhistorische waarden willen we doorgeven aan ons nageslacht en welke zijn dat voor onze omgeving? Waarbij ze aangaf dat er verbeeldingskracht nodig is om de toekomst in te richten.
Zij ging terug naar het verleden waar de kloosterhof ten tijde van Karel de Grote rond 800 de ideale plattegrond vormde voor de bouw van een kloostergemeenschap. Een bron in het midden, stromend water is nodig om te leven, eromheen een groentetuin, een boomgaard, een kleine kloosterhof voor de zieken en een arts en kruidentuin voor hun genezing. Een ideale woon- en leefgemeenschap met de noodzakelijke voorzieningen.
Daarnaast speelt de ‘genius loco’ (geest van het landschap), het gevoel je thuis te voelen, ook qua economische voorwaarden voor bewoners een belangrijke rol. Bovendien is Amsterdam van invloed geweest en nog steeds belangrijk voor wat betreft de ‘genius loco’ van het Gooi. Een kaart uit 1520 laat zien dat een deel van de bosrijke omgeving van Hilversum verdwijnt door de behoefte van de stad Amsterdam aan hout voor brandstof. Zichtbaar wordt dat de laatste behoefte leidt tot ontginning van het veengebied, wanneer er naar nieuwe brandstof gezocht wordt. Turf komt hiervoor in de plaats, maar om dat te ontginnen is kapitaal nodig. Dit komt uit de stad en zo wordt het gebied in cultuur gebracht. Door het afgraven van de turf wordt de bodem te nat waardoor het gebruik van de grond verandert van akkerbouw naar veeteelt.
Een ander begrip dat Van Koningsbruggen hanteert komt uit de Renaissance: ‘otium & negotium’. ‘Otium’ staat hierbij voor vrije tijd, uitrusten en vermaak, terwijl ‘negotium’ staat voor werk, kortom voor het dagelijks levensonderhoud. Ook hier is de relatie van het gebied tussen Vecht en Eem en Amsterdam terug te vinden. Bodem en water zijn ook dan weer leidend voor de ontwikkeling. Amsterdamse regenten kopen woeste grond op, bijvoorbeeld in ’s-Graveland en bouwen er buitenplaatsen met tuinen en boomgaarden (otium). Maar die moeten wel goed bereikbaar zijn vanuit de stad (negotium). Daarom is er een vaart gegraven opdat men in één dag heen en weer kan naar de stad. Deze vaart komt tevens de economische ontwikkeling van Hilversum ten goede.
In de 18e eeuw ontstaat onder invloed van de Franse filosoof Rousseau en velen met hem, de behoefte om terug te keren naar de woeste natuur, naar het ongeordende landschap. Deze andere natuurbeleving wordt nog meer versterkt door de opkomst van de industrie en de daaraan gekoppelde problemen. Vooral in Engeland waar de industriële revolutie, gecombineerd met een landbouwcrisis, zich snel ontwikkelt. Er ontstaat een trek naar de stad met erbarmelijke toestanden voor de stadsbewoners. Met als gevolg een vlucht uit de stad naar buiten – voor wie dat kan betalen- naar schilderachtige villa’s met kleine bijgebouwtjes. omringd door een park. Zwaanswijk aan de overkant van de Vecht, is hier een voorbeeld van. De Engelse landschapsstijl in de tuinaanleg komt tot ontwikkeling.
Ook de overheid gaat zich met de leefomstandigheden van de mens bemoeien. Intussen zijn we aan het eind van de 19e, begin 20e eeuw beland. Er worden parken aangelegd in de steden, het Vondelpark in Amsterdam is daar weer een voorbeeld van. Een vereniging als Natuurmonumenten wordt in het leven geroepen. Wat gebeurt er in de steden met de arbeiders? In Hilversum worden er onder Engelse invloed huizen gebouwd, gebaseerd op de bouwstijl van boerderijen, onder andere ontworpen door Dudok. Hierdoor ontwikkelt Hilversum zich tot een ‘tuinstad’. In Amsterdam ontstaan in de jaren vijftig en zestig de tuinsteden aan de rand van de stad, weliswaar hoogbouw maar afgewisseld met stroken groen en recreatiegebied.
Om op de vraag aan het begin van de lezing terug te komen: Welke cultuurhistorische waarden willen we doorgeven aan ons nageslacht en welke zijn dat voor onze omgeving?
Uitgaand van het ideaal uit de Middeleeuwen een tuin met water en ruimte om te wonen en te leven, moeten we koesteren. Om ons aan die opdracht te herinneren is het belangrijk dat de driehoek aan de Vecht, waar ooit de buitenplaats Petersburg lag, herkenbaar blijft.
We kregen heel veel informatie, maar het betoog van Irmgard van Koningsbruggen bleef de aanwezigen boeien.
Claudette Baar