Bij de Loenderveensemolen, gelegen achter de buurtschap Oud Over in Loenen aan de Vecht, stond op die natte ochtend van de 24ste september de molenaar te wachten op de ochtendgroep van een door de Historische Kring in tweeën georganiseerde excursie. Deze vroege vogels beschikten niet over een verenkleed, maar wel over regenkleding. Het hemelwater viel hun wat koud op het dak na de hitte, met de daarmee gepaard gaande droogte, van de afgelopen zomer. Het heeft naar verluid de pret niet mogen drukken. Bij aankomst (na een stukje lopen over een hellend paadje) stond de koffie klaar in het molenschuurtje. De korte oversteek naar de uit 1662 stammende watermolen (nooit in brand gevlogen) vormde na dat hartverwarmende bakkie troost geen enkel probleem. De molenaar legde op een begrijpelijke manier uit hoe de kracht om het water uit de polder te slaan tot stand komt. Alles wat daarvoor nodig is hangt samen met de draaibare, uit een lange stam gezaagde, vierkante spil in het hart van de molen. Daarop staat de draaibare molenkap met de wieken. Het geheel zit zo vernuftig in elkaar, dat de molen in 1923 keurig uit elkaar gehaald kon worden. Hij begon toen angstwekkend over te hellen. Na het onderheien zette de molenbouwer alle onderdelen op het fundament terug. Deze watermolen kan de inhoud van twee gevulde badkuipen in tijd van een minuut in de molenvliet uitwerpen. Dit maximum wordt bepaald door de omtrek van de schoepen. Als de wieken meer dan twintig omwentelingen per minuut maken, werpt de molen het water terug in de polder. Van de middaggroep, waaronder ikzelf, wilden de meesten tot bovenin de molenkap klimmen. Met kunst en vliegwerk en wat hulp van mobielere deelnemers, lukte ze dat, ondanks de bijna loodrechte smalle trappen, wonderwel.
De boottocht
Met de boswachter als stuurman doorkruisten we de dobbers rond Terra Nova (Nieuw Land), dat daar is ontstaan door het storten van Amsterdams stadsvuil rond 1900. De meevarende gids legde het een en ander uit. De aan het gebied grenzende waterleidingplas, met een diepte van zes meter, dateert uit 1956. Die wordt gevuld met opgepompt water uit zowel de kwel van de Bethunepolder als uit de Lek. De rest van de Loenderveenseplas dient als buffer. Een waterdruppel verblijft honderd dagen in het bassin. Daarna verdwijnt hij door een hele grote buis naar Driemond om verder gezuiverd te worden. Onze schipper bracht de boot tot vlakbij de vogelhut op de Alambertzkade. Hij wees ons op een in de buurt staande, uit beton vervaardigde ijsvogelwand. Deze felgekleurde vogels krijgen tot wel zeven jongen. Dat is nodig om de soort in stand te houden, want zodra er ijs op de plas ligt, gaat de sterfte omhoog! Op de terugweg steeg er ineens een kiekendief op vanaf een boomtop. Hij vloog over een door slecht onderhoud verdwenen legakker, waarvan alleen de beschoeiing nog zichtbaar is. De zeldzame vogel zorgde voor een onverwachte toegift op de prachtige, in ons geval, droge vaartocht.
door Gerard Baar