Op 26 mei, toevallig een zeer warme dag, was het zover. Voor de tweede poging tot het maken van een rondvaart,(na de vanwege pech met de boot mislukte eerste) hadden zich veertien leden aangemeld. De rest weet niet wat ze gemist hebben! Zeker niet als u net als ik niet in het bezit van een boot bent. Na wat gezocht te hebben vonden we (twee anderen en ik zei de gek) de rest van de deelnemers op een andere parkeerplaats. Hieruit blijkt maar weer dat het goed onthouden van aanwijzingen van belang is.
Na een steile afdaling vanaf het talud van het viaduct bij de afslag Vinkeveen, kon iedereen in de aan de boodschappensteiger aangemeerde open motor-dekschuit “Bijleveld” stappen. Kapitein Klaas Pater vertrok zo snel mogelijk, want zijn bezwete passagiers snakten naar de verkoelende werking van de wind over het water. Ondertussen praatte hij honderduit over het tot stand komen van het huidige landschap van Vinkeveen, dat natuurlijk overeenkomsten vertoont met dat van Nederhorst den Berg. In Vinkeveen is echter veel langer turf gewonnen, vanaf 1900 zelfs machinaal met een veensteker tot halverwege de jaren zeventig. Net na de oorlog is er, voor ons links van de bestaande N201, zand gezogen uit de Kleine Plas om het bed voor dat stuk weg op te spuiten. Later, rond 1960, is de Ballast pas echt met de zandwinning begonnen aan de kant van de Vinkenkade (de Noordplas) en de Groenlandsekade (de Zuidplas).
In het begin voeren we evenwijdig aan de Herenweg, tot we afsloegen naar de Laan van de Voorkennis. Zo wordt in de volksmond het stuk water genoemd dat als een soort vaart achter de Baambrugse Zuwe langs loopt. Mij dunkt dat nadere uitleg hier niet nodig is, gezien het grote aantal opdoemende kasten van huizen met achter iedere pico bello uitziende tuin een aangemeerd jacht.
De brugwachter van de in het tracé van de Baambrugse Zuwe liggende ophaalbrug hoefde voor ons niet in actie te komen, het wegverkeer kon lekker doorrijden. Wij voeren, na uit lijfsbehoud een beetje gebukt te hebben, de grote Noordplas op. De “Bijleveld” ploegde tegen de felle, warme noordenwind tussen twaalf aan zowel bakboord als stuurboord liggende opgespoten eilanden door. Vier van de twaalf waren broodnodig om de Vinkenkade na de zandwinning te beschermen tegen afkalving door de zuidwestenwind. De rest dient de dagrecreatie. Ze zijn allemaal tegelijk gedoopt onder de naam “ De Twaalf Apostelen”. De voorste inzittenden van onze schuit overkwam herhaaldelijk hetzelfde door rijkelijk overspattend boegwater.
In de buurt van de Botshol en de Winkeldijk richtte Pater de steven, om daarna linea recta over het grote water naar de Demmeriksebrug te varen. Pal daarachter liggen het sluisje en het speciaal voor ons opengestelde gemaal Demmerik, een wonder van ouderwetse techniek (Stork, 1923). Het maalt in tijd van nood nog mee, maar het meeste water wordt weggepompt door een groot nieuw gemaal bij Oudhuizen in Wilnis. Dit voorjaar wordt daar juist veel water ingelaten vanwege grote verdamping door aanhoudende droogte. De dikke afvoerbuizen van gemaal Demmerik kunnen volgens de ons rondleidende machinist het weer voorspellen. Als dat gietijzer klam aanvoelt blijft het volgens hem minstens drie dagen regenen! Heel wat anders dan een kraai op een hekkepaal, dat brengt pas binnen drie dagen regen in de kraal.
Nadat iedereen weer aan boord was gehesen, ging het door de Geuzensloot richting de vaste wal. De vaart heet zo vanwege het feit dat de Watergeuzen ongeveer 400 jaar geleden deze wetering hebben gebruikt om in Mijdrecht het een en ander met de grond gelijk te gaan maken. Op de achter de ‘sloot’ liggende weilanden verschijnen steeds meer hekken met de naam van het perceel dat er mee wordt afgesloten. Een heel lang smal stuk weiland in Oukoop leeft zo verder onder de naam “Stuk Verdriet”. Kapitein Pater vertelde dat een oude dovige professor, medebestuurder in het plassenbestuur, bij het indienen van dat voorstel herten in plaats van hekken verstond. De man ontplofte bijna ter plekke en brulde of ze helemaal van Lotje getikt waren geworden. Het duurde even voordat de rest van het bestuur hem met enige overredingskracht duidelijk kon maken dat hij het verkeerd had verstaan.
Al pratend dreven we langs bewoonde legakkers richting de gezichtsbepalende kerktoren van de Ronde Venen, waartoe ook Vinkeveen behoort. Ineens dook er ergens uit het struikgewas een vogelverschrikkerachtige man op, die op luide toon predikend af begon te geven op het volgens hem van God losse moderne Vinkeveen. Een onverwachte toegift bij ons uitje, een mens maakt wat mee onderweg!
Nadat we de wat minder ter been zijnde opvarenden weer op de steiger geholpen hadden, nam Ton Kuijs even het woord. Hij bedankte de heer Klaas Pater voor het gebodene en bood hem naast een alcoholische versnapering wat boekjes van de Historische Kring aan. De rest nam vervolgens met een ferme handdruk afscheid, want er was verder niets meer toe te voegen aan de afscheidswoorden van de interim-voorzitter. Ik heb maar voor mezelf gehouden dat ik alle hoeken en gaten van de Vinkeveense plassen en de Botshol meermaals per schaats heb kunnen ontdekken. Mijn mede-bootgenoten waren stuk voor stuk verbaasd over zo’n groot stuk prachtige, door mensenhanden gecreëerde natuur bij ons in de buurt. Een paar uur samen in hetzelfde schuitje zitten is ook niet weg, je hoort dan weer eens hoe iemand anders tegen de dingen aankijkt.
Verslag Gerard Baar. Foto’s: Els Oomen en Arnold de Kort.